Deze pagina is expliciet bedoeld voor leerkrachten geschiedenis tweede graad die de les over de Franse Revolutie wensen te gebruiken. Deze webquest is gericht voor leerlingen uit het ASO, KSO en TSO van het tweede leerjaar van de tweede graad.

In de opdrachten worden zowel kennis en inzichtdoelen als vaardigheden aangehaald. Situering in de ruimte komt niet expliciet aan bod maar doordat leerlingen bezig zijn met de bronnen worden zij wel ingeleid tot de tijdsperiode waarover de bronnen handelen. 

Doorheen de webquest gaan leerlingen op zoek naar bronnen en moeten ze kritisch zijn ten opzichte van wat zij lezen in boeken en online op internetpagina's. Vervolgens analyseren zij de bronnen en gaan zij die verwerken enerzijds op een creatieve manier en anderzijds op een meer klassieke en traditionele manier. 

Om de les mee af te sluiten verwijs ik naar een videospel genaamd Assassin's Creed om de leefwereld van de jongeren erbij te betrekken. Hierin staat het onderwerp van de revolutie centraal en kunnen de leerlingen een blik werpen op de wereld tijdens de Franse Revolutie. Het spel werd gemaakt door een gespecialiseerd team en kan dus als enig historisch correct worden beschouwd.

De volgende onderwerpen komen in deze webquest over de Franse Revolutie aan bod:

  •  De oorzaken en aanleiding tot de Franse Revolutie
  •  Enkele vorsten en vorstinnen ten tijde van de revolutie (Marie-Antoinette van Oostenrijk, Lodewijk XVI)
  •  Situering in de tijd met behulp van een tijdslijn
  •  Bronnenanalyse
  •  Gevolgen van de Franse Revolutie
De volgende leerplandoelstellingen komen aan bod: 
Leerplan: 1999/026 
  •  A1 het gebruik van vakspecifieke termen, begrippen en concepten, nodig om zich van het verleden een beeld te vormen
  •  A4 inzicht in evolutie en complexiteit van het maatschappelijk gebeuren, nl. continuïteit en discon­tinuïteit kunnen herkennen, samenhang en interactie tussen maatschappelijke domeinen onder­kennen en de evenementen op de toepasselijke conjuncturele en structurele langetermijnlijn kunnen
    plaatsen
  • 11 De leerlingen onderscheiden oorzaak en gevolg, continuïteit en discontinuïteit, feit en fictie, gewilde en ongewilde gevolgen, gelijktijdigheid en ongelijktijdigheid (E7).
  • 15 De leerlingen kunnen een onderscheid maken tussen de hedendaagse westerse belevingswereld of waarden en die van een vroegere periode.
  • 17 De leerlingen zijn nauwkeurig bij het verzamelen, ordenen, analyseren en interpreteren van in­formatie over de historische en actuele werkelijkheid.
  • 18 De leerlingen geven blijk van een kritische houding bij het gebruik van informatie over de historische en actuele werkelijkheid (E26) (E21*).